Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [69]Welgelukzalig zijt gijlieden, die aan alle wateren zaait; [70]gij, die den voet des osses en des ezels [derwaarts] henenzendt! 69. Hier wendt zich de profeet tot alle getrouwe leraars, en hij vergelijkt hen bij de gelukkige akkerlieden, die een waterigen of vruchtbaren akker bouwende, een goeden oogst verwachten; alsof hij zeide: Welgelukzalig zijt gijlieden, die het Woord Gods met vrucht predikt in de gemeente des Heeren, die ten tijde van Christus overal zal verzameld worden, en die vele vruchten dragen zal als een akker, die aan het water gelegen is; vergelijk wijders Ps.72:16, en Luk.8:11. Sommigen verstaan door de wateren allerlei volken [gelijk elders meer geschiedt], wien het Evangelie in het Nieuwe Testament zou gepredikt worden. 70. Dat is, gijlieden, die dien vruchtbaren akker bouwt, dewijl gij daarvan groot nut en voordeel zult te verwachten hebben; want in het Joodse land trokken de ossen en de ezels den ploeg en deden het akkerwerk. En versta hier, door den voet van den ezel en den os, den ezel en den os zelf. --------------------